Vogels: ademhalingsstelsel

Bij het bekijken van het ademhalingsstelsel wordt er eerst onderscheid gemaakt tussen de bovenste en onderste luchtwegen. De bovenste luchtwegen lopen vanaf mons en neusholte tot aan de ingang van de longen. De onderste luchtwegen bestaan uit alle dieper gelegen delen.

bovenste luchtwegen

De bovenste luchtwegen bestaan achtereenvolgens uit neusopening, neus en sinusholte, keel , strottenhoofd en luchtpijp. In de keel is er een gevaarlijk kruispunt, nammelijk dat van de in/uitgeademde lucht en voedsel. Er moet ten aller koste vermeden worden dat voedsel in de longen terecht komt. Aangezien de vogels geen klep hebben zoals zoogdieren om de luchtpijp af te sluiten, maken zei gebruik van grote papillen achteraan op de tong om voedsel tegen te houden. Vogels hebben geen stembanden. Hun luchtpijp is een stevige buis die is opgebouwd uit kraakbeenringen zodat ze steeds blijft openstaan.

Onderste luchtwegen

De luchtpijp splitst in 2 grote bronchen die beide in verbinding staan met een long. Vlak voor deze splitsing bevindt zich het stemorgaan of syrinx. Dit bestaat uit kraakbeenringen en een beweegbaar membraan. Afhankelijk van de vogelsoort is de syrinx klein en simpel tot groot en kronkelig. De 2 hoofdbronchen vertakken in kleinere bronchen en gaan uiteindelijk over in luhtcapillairen die op hun beurt weer over gaan in grotere bronchen. In deze luchtcapillairen gebeurt de gasuitwisseling. De longen bij een vogel zijn nie elastisch of rekbaar. De hoofdbronchen hebben ook vertakkingen naar luchtzakken die wel elastisch en rekbaar zijn. Hier gebeurt geen uitwisseling van gas maar wel opslag van lucht. In totaal heeft een vogel 9 luchtzakken waarvan 5 voorste luchtzakken en 4 achterste luchtzakken. Deze luchtzakken bevinden zich tussen organen en in sommige beenderen waardoor ze het gewicht van het lichaam verlagen en vliegen mogelijk maken. Een vogel heeft geen middenrif zodat er geen echte opsplitsing tussen long en buikholte is.

Ademhaling

Bij het inademen wordt het borstbeen naar beneden gedrukt en zetten de ribben uit. Hierdoor worden de luchtzakken opengetrokken en zuigen ze lucht aan. De lucht komt via de luchtpijp in de achterste luchtzakken terecht. Op dat zelfde moment stroomt er oude lucht van de longen naar de voorste luchtzakken.

Bij het uitademen komt het borstbeen terug omhoog en sluiten de ribben zich. Hierdoor wordt de lucht van de achterste luchtzakken naar de long geperst en verlaat de lucht via de luchtpijp het lichaam naar de buitenwereld.Zoals je ziet heeft de lucht 2 ademhalingscycli nodig om volledig rond te raken en het lichaam terug te verlaten. Door de aanwezigheid van luchtcapillairen kunnen vogels veel intensiever gas uitwisselen dan zoogdieren. Dit is ook nodig want vliegen vereist veel zuurstof.

Plaats een reactie